Bezwaar tegen het bestemmingsplan Theater aan de Parade 2020.

1. Het juridische bezwaar.

Het bouwplan voor het nieuwe theater past niet in het bestaande bestemmingsplan. Deze moeilijkheid is door B&W met een tweetal trucs opgelost.

a.       Er is een nieuw bestemmingsplan gemaakt, het Bestemmingsplan Theater aan de Parade 2020, dat blijkens zijn toelichting al diverse afwijkingen die op het bestaande bestemmingsplan gemaakt zijn of gemaakt hadden kunnen worden, opneemt in het nieuwe bestemmingsplan en

b.       In het nieuwe bestemmingsplan wordt weer een nieuwe serie afwijkingen toegestaan  (art. 3.4. en art. 8), welke 10% meer bebouwing van het oppervlak en 3 meter verder verhoging van het gebouw mogelijk maakt. Voor het bouwen op een maagdelijk terrein zijn dat te verwaarlozen afwijkingen. Voor een perceel in een binnenstad, nog wel een beschermd stadsgezicht, op een steenworp afstand van een van de belangrijkste monumenten van Nederland, de St. Janskathedraal, zijn dat geen peulenschillen. Het maakt de bouw van een nieuw gebouw mogelijk met een aanzienlijk grotere massaliteit dan het huidige theatergebouw. 

Nergens in de stukken wordt een precieze vergelijking gemaakt qua lengte, breedte, diepte en hoogte van het huidige gebouw en het beoogde nieuwe gebouw. Dit is een vorm van grove tekortschietende informatie  door de overheid. De gemeente bagatelliseert de afwijkingen van het nieuwe gebouw. 

Weliswaar heeft de gemeentelijke welstandscommissie haar instemming betuigd met het gebouw, maar gelet op de kwetsbare locatie zouden er meer positieve adviezen moeten liggen, zoals van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed en van landelijke organisaties van Monumentenzorg. Nu die er kennelijk niet zijn is dit bouwplan en het nieuwe bestemmingsplan op te gammele grond gebouwd.  

2. Cultuurpolitiek bezwaar.

Vanuit cultuurpolitiek gezichtspunt is nieuwbouw met bijbehorende verhoogde exploitatielasten geen goede keuze. De investeringen voor een volledig nieuwe theateraccommodatie drukken onevenredig zwaar op het cultuurbudget van de stad. De mogelijkheid om door spreiding, diversiteit en toegankelijkheid het cultuuraanbod te democratiseren wordt zo drastisch beperkt. Nu al wordt er veel te weinig geïnvesteerd in de culturele ontwikkeling van kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Er is daar juist veel meer nodig in het perspectief van talentontwikkeling en creativiteit van ieder kind.

Meer en meer worden kunst- en cultuurbeleving een te elitaire aangelegenheid, slechts bereikbaar voor de ‘happy few’. Met de steeds grotere tweedeling in de samenleving is drempelloze cultuurparticipatie van en voor iedereen van vitaal belang.  Nieuwe,  beloftevolle initiatieven zoals de festivals Shine, B-There en Kings of Colours, krijgen minder ruimte. De Verkadefabriek, die daartoe wel ruimte biedt, wordt met bezuiniging geconfronteerd.  In dit licht is de keuze voor drastische sloop/nieuwbouw van het Theater aan de Parade disproportioneel, zeker omdat een betaalbaarder alternatief, renovatie, aanwezig is.          

Er heeft in het jongste verleden  nimmer een faire afweging  plaatsgevonden tussen de alternatieven verbouw en nieuwbouw. Het enige onderzoek dat er geweest is, is dat  van Arcadis uit 2011. Die studie toonde aan, dat het huidige theater aan de Parade inderdaad verouderd is, maar bevatte tevens twee renovatiescenario’s, waarvan het ene op 11,2 miljoen Euro en het andere op 18,2 miljoen Euro’s zou neerkomen. Die beide scenario’s zijn zonder verdere nadere studies terzijde geschoven. Hu was dat niet helemaal onlogisch, omdat de gemeente in die jaren nog veel grootsere ambities had met het Theater aan de Parade. Die ambities zijn echter in de jaren na 2011 stap voor stap teruggeschroefd, zodat het heel zinvol zou zijn geweest om zich  anno 2020 nog eens de vraag te stellen of de voorzieningen die uiteindelijk in het nieuwe theatergebouw gaan komen, wel echt allemaal nodig zijn, gezien de voortschrijdende ontwikkelingen in het theaterleven in Nederland.

Die ontwikkelingen laten bijvoorbeeld zien, dat decors vaak sterk versoberd zijn en ook met tal van nieuwe technieken, zoals fotoprojecties, 3-D, etc. kunnen geschieden. Zijn de forse vergroting van de hijshoogten  en speelvlakken nog wel per se nodig in het licht van de nieuwe ontwikkelingen? Het zou  best kunnen zijn, dat de mogelijkheden van het huidige theater voor traditionele decors en concertopstellingen voor de komende decennia voldoende zijn, afgezien van zeer excessieve podiumproducties.

Is het nog wel realistisch om dat soort grote uitvoeringen in elke provinciestad in Nederland te willen binnenhalen? In een straal van 50 km rondom ’s-Hertogenbosch liggen 5 steden (Eindhoven, Tilburg, Breda, Utrecht en Nijmegen), die groter zijn dan ’s-Hertogenbosch en die dergelijke grote voorstellingen kunnen herbergen. Bovendien heeft ’s-Hertogenbosch de Brabanthallen beschikbaar voor dergelijke grote producties. Men ziet, dat  het bezoek aan iets minder grootschalige producties de laatste jaren terugloopt zodat ook de capaciteitsverruiming van de  tweede zaal tot 600 plaatsen betwijfeld kan worden. Zeker wanneer men weet dat dergelijke producties vaak ook kunnen plaatsvinden in dat andere theater, dat  eigendom van de gemeente ’s-Hertogenbosch is, de Verkadefabriek en op nog andere locaties in de stad, zoals elk jaar weer blijkt uit de programmering van de Boulevard. Goed bestuur zou ertoe hebben moeten leiden, dat anno 2020 opnieuw nog eens wordt afgewogen of het niveau van de voorzieningen die volgens de laatste bouwplannen in een nieuw theater zullen worden gerealiseerd, nog wel helemaal haalbaar en nodig is gezien de ontwikkelingen in de podiumkunsten (zie rapport-Ter Horst).

En dat alles afgezet tegen de herberekende kosten van die nieuwbouw en een geactualiseerde doorrekening van de kosten van een volledig modern, maar wel iets minder ambitieus herbouwd bestaand theater. Ondergetekende acht het nodig, dat zo’n herbezinning alsnog op basis van goede cijfers zal plaatsvinden. In dit verband wil ondergetekende er nog op wijzen, dat recentelijk de schouwburg van Groningen is gerenoveerd voor enkele  miljoenen Euro’s.

3. Het financiële bezwaar.  

Dat brengt ons op het financiële plaatje. Een majeur bezwaar tegen de nieuwbouw van het Theater aan de Parade s, dat er geen financiële onderbouwing is gegeven. Of het gebouw binnen de door de gemeenteraad gestelde financiële grenzen gebouwd kan worden is nog maar zeer de vraag.

Alles hangt er vanaf hoezeer de  aannemingsovereenkomst zal zijn dichtgetimmerd. Als daar veel zaken zijn opengelaten moeten die naderhand als “meer werk” toch nog weer extra ten laste van de gemeente komen. Er ligt op dit moment nog geen aannemingsovereenkomst ter inzage. Wat wij wel weten is, dat het architectenbureau NOAHH een zeer slechte reputatie heeft opgedaan met de bouw van schouwburg Tivoli in Utrecht, waar grote fouten zijn gemaakt, zoals dat later door een onderzoekscommissie is vastgesteld.

Het minste dat men zou kunnen vragen is, dat de gemeentelijke Rekenkamercommissie - nu met de lessen die uit het Tivoli-debacle getrokken kunnen worden - naar dit aannemingscontract zou gaan kijken. Daarnaast moet niet alleen naar de aannemingssom worden gekeken. Er moet vooral ook gekeken worden naar de toekomstige exploitatie. Het is bekend, dat de exploitatie van het huidige Theater aan de Parade op geen stukken na sluitend is. Daar moet al sinds jaar en dag een jaarlijkse exploitatiesubsidie van 3 miljoen Euro voor zorgen. En dat terwijl het huidige theater destijds is gebouwd voor 16 miljoen gulden (!) en er dus maar zeer beperkte bouwlasten op deze exploitatie drukken. Dat gaat straks met het nieuwe theater, als dat al voor ca. 60 miljoen Euro gebouwd kan worden, zonder meer oplopen. Zeker wel tot een jaarlijkse bedrag van 5 miljoen Euro.

Het is uitermate kwalijk dat bij de ter inzage gelegde stukken geen enkele exploitatie begroting zit. Het is natuurlijk mogelijk, dat deze ca. 60 miljoen gulden à fonds perdu beschikbaar worden gesteld aan het Theater vanuit het zgn. Structuurfonds. Men moet zich echter wel realiseren waar dit Structuurfonds vandaan is gekomen. Dit fonds is ontstaan doordat in de jaren negentig van de vorige eeuw de energie- en waterbedrijven door gemeenten en provincie verkocht zijn. Die energie- en waterbedrijven vormden voor de gemeente een inkomsten bron, waarmee men jaarlijks ca. 10% van de gemeentebegroting kon dekken.

Men zou dus de gelden uit het Structuurfonds moeten bestemmen voor uitgaven die de gemeente een compensatie geven voor het verlies aan deze inkomsten. . Niet om ze te besteden aan uitgaven, zoals het Theater aan de Parade, welke alleen nog maar tot jaarlijks verdere lasten gaat leiden. Dit alles komt nu juist zeer ongelegen op een moment, dat de gemeente net als heel Nederland wordt geconfronteerd met de economische gevolgen van de Coronacrisis.

Ze heeft inmiddels al geleid tot herberekeningen van de gemeentelijke financiën, waarop grote miljoenenverliezen te  zien zijn, die de gemeente al tot drastische bezuinigingsplannen aanleiding hebben gegeven. Hoe kortzichtig is het om in deze moeilijke tijd dit nieuwe financiële avontuur aan te gaan.  


Antoine Jacobs (voorzitter politieke vereniging Knillis), Toon Rekkers (secretaris) en Robert van Venrooij (penningmeester Knillis)    Neem contact op met de schrijver van de petitie

Onderteken deze petitie

Door te ondertekenen, machtig ik Antoine Jacobs (voorzitter politieke vereniging Knillis), Toon Rekkers (secretaris) en Robert van Venrooij (penningmeester Knillis) om de informatie die ik op dit formulier verstrek, over te dragen aan degenen die macht hebben over deze kwestie.

We zullen uw e-mailadres niet openbaar online weergeven.

We zullen uw e-mailadres niet openbaar online weergeven.







Betaald Adverteren

We zullen deze petitie adverteren bij 3000 mensen.

Leer meer...